6e zondag door het jaar

De gezangen van Quinquagesima-zondag bleven merendeels behouden: gezangen die een vreugdevol vertrouwen en reeds een wat getemperde paasvreugde uitdrukken.

Introitus ”Esto mihi” is een mooi voorbeeld hoe van een goed uitgesproken tekst, een melodie ontstaat waarvan iedere zin of halfzin, rustig op dezelfde manier afgesloten wordt met een 3- of 4-notengroep vóór de eindnoot!  - Wees mij een God van bescherming, een plaats van toevlucht voor mijn heil – Zeer eenvoudig, met een soort kinderlijk vertrouwen wordt de zang ingezet.  Het neerbuigen voor “Deus” vindt zijn herhaling in “(refu)-gi-i”.    2 maal verheft de zin zich rustig, om 2 maal op –fasolfa fa – te eindigen!  - Want Gij zijt mijn sterkte en mijn toevlucht – deze bijna gewoon uitgesproken zin verheft zich naar dominant la, om bij “es tu” – dat zijt Gij! – diep neer te buigen!  - En door uw naam zult Gij mijn leider zijn en mijn helper. – Al vlug wordt hier de noot la bereikt om bijna jubelend het hoogtepunt “dux mihi” – mijn leider – te zingen en overtuigend bij “enutries me” terug met –fasolfa fa – te besluiten.

Graduale “Tu es Deus” - Gij zijt het, God, die wonderen doet. Onder de volkeren hebt Gij uw macht getoond. Door de kracht van uw arm hebt Gij uw volk bevrijd, de zonen van Israël en Jozef. - Met een heel eigen melodie schijnt dit graduale de tekst tot uiting te willen brengen met een verantwoord geleidelijk opstijgen:  - Gij zijt (do-sol) - God (mi-sibé) - Gij doet (mi-do) - wonderen (sol -re). Na die arsis komt de thesis met - Gij alleen (hoge do-lage re). De 2e zin wint aan kracht door een opstijgende kwint en talrijke pressussen. “Gentibus” eindigt de zin zoals “solus” in de vorige zin.
In de 3e zin wordt “virtutem tuam” een kwart hoger ingezet en bereikt zelf met een kwartsprong dominant do, die de leidinggevende noot blijft in het lange melisme.  In het vers zijn wat formules van andere gezangen aanwezig. Zo sluit het eerste deel af met een melisme op het woord “tuam”, dat terug te vinden is als besluit van het eerste deel van graduale “Eripe me” (121), met identiek het zelfde woord “tuam” en dezelfde melodie! Ook het rijke melisme van “Israel” is te vinden in de eerste zin van dit vers.

Alleluia: “Cantate Domino” blijkt uit de vergeethoek gehaald tezijn, om reden dat de vroegere voor –vasten geen alleluia bezat. Reeds lang werd een “Cantate Domino” gezongen op de 22e zondag door het jaar. De huidige versie  blijkt toch zeer oud te zijn en komt voor in een drietal handschriften uit 800 waar neumen nog niet in gebruik waren!  Qua karakter sluit dit alleluia goed aan bij de iets vrolijke geest van deze zondagsgezangen.  Het blijkt een spelletje te zijn tussen tonica re en dominant la.  2 maal herhaalt zich de grote kwintsprong. Een jubilus, bestaande uit 3 fragmenten, bezorgt het melodisch materiaal voor het vers “Cantate”.

Offertorium “Benedictus es” is geschreven in de-mi-modus, maar dat beseffen we pas duidelijk bij het slot!  Wat weinig voorkomt: de eerste zin wordt bijna volledig identiek herhaald.  Die eerste zin wordt ingezet in de blijde sol-toon, om in de fa-toon te eindigen.  In de herhaling wordt ”tuas” jubelend de hoogte ingezongen: - De Heer zij gezegend om zijn geboden -  De tweede zin: - ik zal uw bevelen verkondigen – begint voor het eerst in de mi-modus, om met “(pronunti)-avi” de melodie van “(ius)-tificationes” te herhalen.   Om het woord omnia indicia” – al Uw bevelen – speciaal te benadrukken, wordt “omnia” met twee, breed te zingen, kwartafstanden ingezet!  Is het herhalen van slechts de twee noten -sol en do- op het woord “oris” niet de weergave van de mondbeweging bij het spreken?

Communio “Manducaverunt”is een ideaal communiegezang. Terwijl het lichaam van de Heer ontvangen wordt, klinkt het: - Zij kregen te eten, en werden overvloedig verzadigd! -  Met een mooi opgaande beweging zorgt “Manducaverunt” voor een arsis.  Wentelend rond de noot sol gaat het verder, om met “nimis” door de kwartval –sol re- wat nadrukkelijker te eindigen.
De tweede zin – en de Heer vervulde hun verlangens – vangt aan als de eerste zin: een opgaande beweging die verder opstijgt naar sibé, om af te sluiten met een slotmotief van de VIe modus: ons bekend van o.a. het Requiemgezang!
De slotzin: - ze zullen niet bedrogen worden in hun verlangens – vangt omgekeerd aan: van hoog naar laag, in vergelijking met de vorige zinnen.    In“non sunt fraudati” wordt de herhaling gevonden  van “(satu) –rati sunt nimis” van de eerste zin. En “desiderio” heeft dezelfde opgang als het beginwoord “Manducaverunt”.

Ooit werd van dit communio een verkorte versie gemaakt (omwille van een kortere tekst) voor het nu verdwenen feest van de H.Johannes Capistrano (28 april): het communio “De cantaverunt”.